Ga direct naar de inhoud.

Geklaag (2-11-22)

Wat een geklaag soms

Jan mag dan een eind in de 80 zijn, hij ziet duivensport nog helemaal zitten en wil die zelfs nieuwe impulsen geven.
Hij is een voorbeeld, een stem, een activist en een optimist; wil geen roepende zijn in de woestenij van de achteruitgang.
Hij was destijds een van de eerste die elektronisch wilde klokken en daarmee verraste hij iedereen. Oudere mensen zijn toch gierig?

ANDERS
Jan is anders. Nog zo gezond als een visje en acterend als een jonge Rambo, die nieuwe stromingen trotseert en beseft dat zij de toekomst hebben die er zich op voorbereiden. 'Deze zomer zal ik jullie nog eens een poepie laten ruiken' grapte hij. Niemand lachte. Want iedereen die Jan kent neemt hem serieus.
Als je hem hoort over vroeger, over de goede duiven die hij had, word je helemaal warm. Warm van menselijkheid.
Jan is levenswijsheid en nostalgie, een verademing in een tijd dat het alsmaar vooruit moet, sneller en jachtiger en bij sommigen geen sprake meer is van hobby maar van keiharde sport waarin geen plaats is voor sentimenten.
Mochten alle liefhebbers zijn zoals Jan, denk je dan.
Wel niet zo oud, maar wel even wijs en gezond.

GEJAMMER
Maar helaas, velen voelen zich meer thuis aan de klaagmuur.  
- Zo was Piet ten einde raad omdat hij zelfs na vijf vluchten amper een platte prijs had gewonnen. De duiven zagen er ook niet uit: Rulle nekken, slijmen, smekken, krabben, niezen, 'niet zuiver van kop'.
Van alles had hij geprobeerd: Hokken veranderd, andere duiven aangeschaft, medicijnen gegeven, raad opgevolgd, maar alles vergeefs. Nu denkt hij aan stoppen. 'Zo is er geen lol aan.'
- Sjef ziet er elk jaar meer ontredderd uit naarmate het seizoen vordert. Ook hij 'vliegt als een krant' terwijl de duiven van de 'bijna-buur' er de stukken afvliegen.
Dat die niets dan goede heeft en hij niets dan slechte wil er bij hem niet in. Ook hij denkt aan stoppen.
- Janus had het over een 'begrafenisstemming' in zijn club.
- Toon meent dat je hard spelen tegenwoordig wel kunt vergeten als je moet werken of het niet op kunt brengen meerdere keren per week met de jongen op stap te gaan.  

TAAK
De teleurstelling van al die mensen mag je niet onderschatten.

Het zijn vooral niet presterende liefhebbers die afhaken waardoor de sport steeds meer een 'onder onsje' dreigt te worden tussen de beteren en de aansluiting voor beginners steeds moeilijker wordt.

Een soort 'wij-gevoel' zoals we dat heel vroeger kenden zie je nog zelden. Dat kost liefhebbers en minder liefhebbers raakt ons allen, want:
- We worden minder interessant voor verkopers van voer, manden, klokken, voerbakken, duivenhokken en noem maar op. Minder concurrentie betekent immers een duurdere sport voor ons allemaal.  
- Het betekent dat het voor dierenartsen amper loont zich in duiven te bekwamen.
- Minder liefhebbers is evenmin goed voor de duivenkrant!
- Maar het meeste belang bij een bloeiende sport hebben de kampioenen zelf.

DE KAMPIOENEN
Terecht zijn kampioenen trots na een goede uitslag.

Maar dringt het wel tot ze door dat ze goed kunnen blijven spelen (dus ook duiven verkopen!), zolang de minder succesvolle sportgenoot mee blijft doen en door zijn matig presteren de concoursduur rekt?

Als enkel de ‘profs’ overblijven krijgen die het heel wat moeilijker goede uitslagen neer te zetten. 'Zonder krabbers geen kampioenen.'  

ONMOGELIJK
Het verschil tussen knaluitslagen en volledig falen is een kwestie van kwaliteit, van vorm, begeleiding, van inzet en het hok!
-Talrijk zijn de voorbeelden van mensen die goed gingen spelen, daardoor nog meer ambitie kregen, een fraai nieuw hok neerzetten waarop nooit meer het oude niveau werd bereikt. Remember Eddy Janssen. Of Huyskens van Riel. Na de oorlog speelden ze  Union Antwerpen op een hoopje, er kwam een prachtige nieuwe accommodatie maar daarop werden de prestaties nooit meer als voorheen.
- Hoe vaak hoor je liefhebbers die meerdere hokken hebben zich er over verbazen dat de duiven op het ene hok veel beter vliegen dan op het andere?
- En hoe vaak hoor en lees je wel niet dat duiven op het ene hok beter presteren in het voorjaar terwijl ze op een ander hok moeten wachten tot het warmer wordt?

ONWETEND
Probleem van veel liefhebbers is dat ze 'het' niet zien.
- Het ontgaat ze dat de duiven geen vorm hebben, ze blijven spelen en de duiven geraken nog meer uit hun doen.
- Ze beseffen niet dat hun hok niet deugt. Ze voelen die tocht niet, dat gebrek aan zuurstof, die drukkende hitte.
- Of ze menen dat duiven die geen vorm hebben 'dus' ziek zijn. Vervolgens gaan ze met een flink aantal kaliber antibiotica niet bestaande ziektes te lijf.
Onvermijdelijk gevolg is dat het dal waarin ze vallen nog dieper wordt en daar uit komen nog moeilijker.

VRAGEN
Ik kan er slecht tegen als de falende sportgenoot wordt uitgelachen, weggehoond of uitgesliept. Dan krijg ik een moordzuchtige waas over mij maar ik zeg niets, heb het lef niet mijn stem te verheffen en die honende sportgenoot tot de orde te roepen.
Ik weet het, opkroppen is niet goed, daar krijg je misschien wel maagzweren van, maar ik ben nu eenmaal wie ik ben.
Veel ‘falende’ sportgenoten besteden geld en energie in middeltjes om de duiven harder te doen vliegen. Omdat ze de kampioenen er van verdenken dat ze niet anders doen. Het is zo oud als duivensport zelf.
In de glorietijd van de Janssens gingen al wenkbrauwen de hoogte in bij hun goede spel. Als je zo’n ‘falende’ liefhebber op het hart drukt dat het vooral om kwaliteit gaat en dat die vaak te halen is bij kleinere liefhebbers uit eigen streek beginnen ze te knikkebollen om pas overeind te veren als je de namen van medicijnen laat vallen.

ADVIES
Die falende liefhebber moet behouden blijven en dat kan door hem te helpen. De meest aangewezen personen daartoe zijn de kampioenen.
Door raad of een koppel eitjes. Het idee alleen al duiven te hebben van die goede speler, de nieuwe hoop ook, doet al iets.
Natuurlijk hoeft de kampioen geen sinterklaas te spelen. Maar kreten dat men geen slaag wil krijgen van de eigen duiven zijn dom.
Als ze aan een sportgenoot niet besteed zijn ‘omdat die toch geen liefhebber is’ hoef je er ook niet van te vrezen.
Zo’n man er bij houden is dus een kwestie van eigenbelang. Soms beweert een kampioen in een reportage 'wel geheimen te hebben maar die niet prijs te geven'.
Wat voor sukkels zijn me dat.
Niet alleen omdat ik niet in (zijn) geheimen geloof, wat moet er in beginnende liefhebbers omgaan als ze zo iets lezen?
Als je meent geheimen te hebben houdt liever je mond! Dan kan je ook niet door de mand vallen als het met presteren minder wordt.