Ga direct naar de inhoud.

In deze tijd, begin mei (28-05-2020)

Een clubgenoot had gehoord dat enkele jongen hier niet tierden. Iets wat hem in hoge mate verbaasde. ‘Ik dacht dat jou zo iets niet kon overkomen. En dat jij het ook zeker snel opgelost zou hebben.’ Dat dacht hij dus verkeerd.

 OOK ZIJ
Het is echt niet zo dat alles bij de betere spelers even vlotjes verloopt. Of dat zij nooit problemen hebben. Verschil met veel andere is misschien dat ze er minder over zeuren.

-Zo was ik eens bij Verkerk toen hij nog op het oud adres woonde en wel op een slecht moment. Bas zat er doorheen, had drie dagen niet anders gedaan dan overal jonge duiven opgehaald die verloren waren gegaan. Vanwege niet gezond natuurlijk.

-Bij Verbree ben ik maar een paar keer geweest. Maar telkens weer verbaasde ik me over de verbluffende gezondheid van diens duiven. Behalve die ene keer. Er zaten wat jongen op het dak en er vielen er een paar bij. Die was hij eerder gaan lappen. ‘Je hebt een probleem Co’, zo zei ik, ‘Adeno/Coli en niet te weinig.’ Co: ‘Tegen wie zeg je het’ en hij had al spijt dat hij op was gaan leren. Zelfs Co.

-Ook Gust Janssen, Leo Heremans en zeker ook Gaston v d Wouwer heb ik al wat horen klagen over Adeno.

-W de Bruijn zei me ooit dat hij een mand ‘kwarren’ had moeten verwijderen vanwege niet gezond.

-Ook een kampioen als Bosua, met toch veel ervaring, kreeg af te rekenen met dode jongen. Dus, geloof me maar gerust, ook bijzonder goede liefhebbers met bijzonder goede duiven hebben (soms) hun problemen.

 QUO VADIS
Wat is het leven en is de wereld op korte tijd veranderd. Probleem is vooral de onwetendheid wat betreft de toekomst en dat geldt zeker ook voor duivensport. Ik neem aan dat we alsnog, zij het beperkt, aan spelen toe komen. Maar ook Frankrijk in? Daarover heb ik twijfels. Duitsland is in die dingen soepeler. Dan maar Duitsland in? Hmm. Ik zou toch maar oppassen.

 HOMBURG
Zo was er ooit een tijd dat we vanwege vogelgriep Frankrijk niet in mochten. In Zuid Nederland week men uit van Quievrain naar de oostkant. Bouillon en Arlon weet ik nog. Dat ging probleemloos. Het maakte ons wat overmoedig en er werd massaal ingekorfd toen we de Duitse grens overgingen, naar Homburg.

Mijn duiven hadden bewezen vorm te hebben en ook van Homburg kwamen ze prima. In de toenmalige kring (Cuubag) werd begonnen met de 1e prijs met nog enkele zeer vroege duiven van ik meen 14 mee. Een ding was wel vreemd. Toen de helft thuis was viel er niets meer bij. Omdat het zulk mooi weer was stond ik er niet bij stil. ‘Die zouden wel nakomen’ en ik ging de klok weg brengen. Terug thuis wilde ik de duivinnen scheiden, maar mee dat ik het hok opende was ik stomverbaasd. Het hok was nog steeds half leeg, er was niet een duif nagekomen. Nadien bleek dat er meer verliezen waren, niet veel, maar het waren overal de beste. ‘Nooit meer Duitsland in’, zo nam ik me voor. Trouwens, over ‘overmoedig’ worden. Destijds had ook W d B zijn duiven in vorm. Hij is zo iemand van ‘ik doe het goed of doe het niet’, dus ALLES mee naar Munchen. Mogelijk wordt hij ’s nachts nog gillend wakker als hij er aan terug denkt. Wat een ramp was me dat!

 ALS
ALS we kunnen gaan spelen en ALS we uit moeten wijken naar bijvoorbeeld het oosten, heeft het dan zin de duiven daarop voor te bereiden? Ofwel: Hadden we die goede duiven van Homburg en Munchen niet verloren als we minder overmoedig waren geweest en ze enkele keren uit die andere richting waren gaan lappen? Denk het wel!

 ROODESCHOOL
Vroeger had men in Zuid Nederland jaarlijks een vlucht uit Roodeschool, in het noordelijkste puntje van Nederland. Ik was redelijk close met Joske Bouwens uit Tilburg. Hij was wel 40 jaar ouder maar zo voelde het niet. Jos speelde op de grote fond soms vroeg, maar van Roodeschool was hij echt top, bijna elk jaar weer opnieuw. Mij verbaasde dat niet echt. Hij zorgde er steeds voor dat duivinnen tegen die tijd kleine jongen hadden, lapte die enkele keren in noordelijke richting (met de brommer), en gaf ze dan nog eens mee met een neef die in Gelderland woonde. Om dan dus toe te slaan op Roodeschool.

 NOG EEN
In B N woonde er nog zo een met wie ik het in mijn jonge jaren goed kon vinden: Pensionado Tiest. In die tijd werd hier ook gevlogen uit Parkestone, Engeland. En dan zat je vroeg als je voor Tiest kon pakken. De verklaring was weer van een verbluffende eenvoud. Zijn schoonzoon moest voor zijn werk vaak in Vlissingen en de regio Gent zijn. De dagen voor de vlucht nam die wat duiven mee van schoonvader en of dat loonde. Dus in geval de Fransen weer moeilijk doen en we straks Duitsland in moeten? Overschat je duiven niet en lap ze, indien mogelijk, toch maar enkele keren in oostelijke richting.

 SAMEN LOS?
‘Als er gespeeld gaat worden dan jongen en oude maar samen los, de jongen vliegen wel met de oude mee’, zo hoorde ik. Wat mij betreft Pietpraat. Zo heb je in Nederland zogenaamde navluchten. Die waren voor later gekweekte jongen, zodat die ook nog wat ervaring op konden doen. Ik deed daar nooit aan mee, maar die vluchten werden wel populairder. Men ging er zelfs oude op in zetten en de laatste jaren heb ik dat ook een enkele keer gedaan. En maakte meermaals mee dat AL de oude thuis waren voor de eerste jongen zich meldden.

Zo herinner ik me zo’n ‘navlucht’ in Oost Brabant. Het was warm en er stond een stevige oostenwind. Het concours met de oude duurde zes minuten, dat met de onervaren late jongen drie uur. Terwijl ze toch samen gelost waren.

In het naburige Turnhout, en ook in Arendonk, kon men destijds in maart speciale ringen bekomen voor later gefokte jongen. Zodat die apart konden vliegen, tegen elkaar. En dat was nodig zo bleek. Die latere jongen hadden geen schijn van kans tegen de vroege en oude.

 KWESTIE VAN DURF?
Straks alles samen los? Wat mij betreft okay, maar jongen sluiten zich na lossing dus NIET bij oude ervaren duiven aan. Alsof ze dat niet durven en dat weten mensen die in de mand mei lossingen bijwoonden in Quievrain. De oude (half uur eerder los) vertrekken meteen met donderend geraas in kaarsrechte lijn. Hoe anders gedragen zich de jongen. Die blijven draaien, soms minuten. Uiteraard verandert alles als die wat meer ervaring hebben. Dan is het omgekeerd en, dat zie je elk jaar weer in augustus en september, zijn het knappe oude die de jongen kunnen volgen.