Ga direct naar de inhoud.

Louis (27 juni)

Nijlen was ooit een echt duivennest met ooit honderden liefhebbers.  600 Hoorde ik eens. Dat zal sterk overdreven zijn maar als het er de helft waren is het nog veel. Hoe populair duivensport er was kan je daar trouwens nog zien. In sommige straten staat het enige duivenhok tegen het andere, de meeste helaas vervallen en zonder duiven.

Het lijkt alsof men die laat staan om de herinnering levendig te houden. Nijlen ligt bij Putte, Berlaar, Kessel, Heist enzovoorts. Ook plaatsen met een enorme uitstraling. Zopas bracht ik een bezoek aan Marc van den Eynde Putte. En opnieuw schrok ik van de talloze vervallen lege hokken die je in de streek overal ziet en herinneringen oproepen aan vervlogen tijden.

Marc: Amper 10 jaar geleden waren hier in de straat 8 liefhebbers, nu ben ik de enige. Ook Geert Lambregts had het eens over de vele buurtgenoten die nog niet zo lang geleden met duiven speelden.

 WAAROM

In Nijlen nu sprak ik enkele jaren terug met Louis, een der laatste Mohikanen, en dat was interessant. Ooit had die de snelste van Nationaal Bourges van meer dan 70.000 duiven en in 2010 was hij de grote blikvanger op Nationaal La Souterraine. Toen ik hem vroeg hoe het toch kwam dat in zijn streek zo sterk gespeeld werd en zo veel nationale overwinningen werden behaald zei die: ‘Je moet niet vergeten dat de duiven dikwijls langs hier binnen komen, we liggen ook goed’.

Hoe vaak hoor je liefhebbers over zichzelf zeggen dat ze goed ‘liggen?’ Want meestal is het een andere liedje: Mensen uit de voorkant klagen dat de overvlucht goed ligt. In de overvlucht klaagt men dat tegen de voorvlucht niet te vliegen valt. Nederlander A Coolen, een echte zoeker, maakte in 2010 een studie van vele honderden winnaars in allerlei samenspelen.

En daaruit bleek dat je in de voorvlucht veel meer kans hebt op het winnen van een eerste prijs, winnaars op de grootste afstand zijn eerder zeldzaam. ‘Op de verste afstand heb je amper 1% kans te zegevieren’, aldus Coolen. ‘Dan moeten je duiven beter zijn dan de andere.’ Hoe kon ik voor Rijkevorsel kiezen, in samenspel ZAV de grootste afstand.

 QUIEVRAIN EN NOYON

De grootste snelheid op de kortste afstanden? Het lijkt aan te sluiten met wat je in Antwerpen ziet. Daar speelt men op zondag uit Quievrain en Noyon. De Noyonduiven moeten 100 km meer afleggen en hun snelheid neemt meestal gevoelig af ten opzichte van de Quievrainvliegers. Het doet denken aan mensen. Geen enkele wielrenner rijdt de 100 km gemiddeld harder dan de 25 kilometer. Geen enkele schaatser houdt van 10 km dezelfde snelheid aan als van 3 kilometer. Voor hardlopers, zwemmers enzovoorts geldt hetzelfde. Toch meen ik dat Louis iets te bescheiden was. Goed liggen akkoord, maar niet alleen dat. Zo wonnen Baeck en Bartsoen (Antwerpen en in de overvlucht) destijds eerste prijzen met soort dat ze haalden bij Engels en Verreckt Arien. En die spelen in de voorvlucht.

Kortom die mannen in de regio Nijlen Berlaar liggen mogelijk goed maar ze hebben ook goede duiven. Hoe anders kunnen die op nationale vluchten zo uithalen terwijl zij op hun beurt 100 km verder spelen dan de liefhebbers tegen de Franse grens? Het doet denken aan Dordrecht, Zuid Holland, in Nederland. Vroeger niet tegen te spelen ‘vanwege de voorvlucht’.

Nu domineert de meer noordelijk gelegen regio Gouda. En toch ligt Dordrecht nog steeds waar het destijds lag. De voorvlucht mag dan bevoordeeld zijn, maar zonder goede duiven kan je het ook daar schudden.

 RESPECT

De studie van A Coolen was grondig en ging over meerdere jaren. Als onomstotelijk vast staat dat je in de overvlucht benadeeld bent past respect voor de mannen in de regio Turnhout waar met grote regelmaat keivroege duiven vallen op de nationals. Je zou je af kunnen vragen hoe goed de kampioenen daar zouden zijn als die 50 km meer zuidelijk zouden wonen. Zouden hun 3e en 4e en 10e prijzen Nationaal dan 1e prijzen zijn? We zullen het nooit weten.

 OOK WAAR

Uiteraard werd met Louis over meer gepraat dan de ligging. Ik vroeg hem hoeveel kweekkoppels hij had. ‘Kweekkoppels? Hmm. Je bedoelt waarschijnlijk duiven waaruit ik kweek. Dat is een heel ander verhaal.’ Het is duidelijk wat hij bedoelde. Het deed denken aan Bosua Nederland. Die neemt het woord kwekers niet gauw in de mond maar praat over vasthouders.

 DIRK VAN DIJCK

Wat ook opviel dat daar in Nijlen weer de naam Dirk van Dijck viel. Het is opvallend dat je in Antwerpen met amper een topspeler kan spreken of de naam Dirk van Dijck valt als je het over diens beste duiven hebt. Wat heeft de Zandhovenaar ooit al velen kampioen gemaakt. En in Duitsland en Nederland is het niet anders. Vreemd is wel dat je diens naam amper hoort in de Vlaanders. Omdat ze daar betere duiven hebben? Volgens sommige Vlaanderaars zelf wel.

 TOTAAL WEDUWSCHAP

Ook Louis speelde ‘totaal’ maar zei zinnens te zijn er mee te stoppen. Louis: ‘Soms vraag ik wat voor zin het heeft om de doffers ook te spelen. Het gebeurt dat ik 10 duivinnen heb voor ik een doffer zie. Die doffers zijn soms de broers van die duivinnen die wel presteren. Het kan toch niet zo zijn dat je wel goede duivinnen kweekt en geen goede doffers? Wat hij wilde zeggen is duidelijk.

 De dominantie van duivinnen heeft niets met kwaliteit te maken maar des te meer met het systeem.

 Het is het verhaal van Willy Daniels en Gaston v d Wouwer. Jaren speelden ze zoals destijds iedereen, traditioneel weduwschap, en vervolgens totaal. Kwestie van minder duiven te moeten houden. Maar de duivinnen presteerden zo veel beter dat men geen energie meer stak in doffers.

 RIJDEN

Nu we het toch over totaal weduwschap en duivinnen hadden bracht ik die gedenkwaardige Nationale vlucht uit La Souterraine van weleer ter sprake die hij overrompelde. Of dat ook duivinnen waren? Inderdaad, maar nu allemaal op een klein jong. Louis weer: ‘Duivinnen op nest moet je niet onderschatten, maar je hebt er wel een probleem mee. Die trainen niet. Nu heb ik een geweldige hekel aan autorijden maar mijn geluk is dat mijn vrouw, die niets om duiven geeft, wel graag auto rijdt. Die is er de week voor inmanden elke dag mee op stap gegaan. Ik was zelf verbaasd omdat ze op jongen zaten die feitelijk te groot waren’.

 HELEMAAL ANDERS

Het deed denken aan Eric Berckmoes. Die verstomde ooit de natie door in het najaar de ene nationaal na de andere naar zijn hand te zetten. Hij deed het met duivinnen op een onmogelijke stand: verse eieren. En geloof maar dat Eric die neststand nadien nog uit geprobeerd heeft. Waarom het toen niet lukte? Kan niet anders dan een kwestie van conditie zijn.

 Hebben duiven conditie dan kan je amper fouten maken, zonder conditie kan je amper goed doen.