Ga direct naar de inhoud.

Duivinnen tonen

Vooral beginners worden vaak in ver¬warring gebracht door zo veel tegenstrijdigheden die ze lezen en horen. Zo worstelen sommigen met de vraag wat het best is:
De weduwnaars voor vertrek hun duivin tonen of niet?
En als men toont hoe lang?
Het is ze opgevallen dat er liefhebbers zijn die nooit tonen terwijl ande¬ren er bij zweren en…op beide wijzen wordt gepresteerd. Of het dan allemaal geen belang heeft?
Dat lijkt wat al te simpel.
Voorstanders van ‘tonen’ hebben argumenten als de volgende:
- Gewenning van jaarlingen aan 'hun weduwnaar zijn'.
- Motivatie.
- Het 'in gang houden' van de weduwnaars
- Het binnenkomen na de vlucht.

JAARLINGEN
Ik heb nooit geloofd dat weduwnaars zo'n kick krijgen van het zien van de duivin dat ze daardoor snel naar huis willen. Mij lijkt dat duiven goed naar huis komen omdat ze klasse en vorm hebben en terug het eigen territorium willen innemen.
Weduwnaars krijgen vorm door het 'alleen zijn' en niet van het ene moment op het andere na het zien van hun partner. Althans zo lijkt me.
Dat doffers niet zouden mogen treden omdat dan de seksuele driften zijn bevredigd lijkt me een ander vooroordeel.
Wie heeft nog niet meegemaakt dat een jaarling die als weduw¬naar van toeten noch blazen wist vroeg present was?
Ik toon al jaren geen duivinnen meer, ook niet aan jaarlingen.
En als de duivin al een rol mocht spelen komen ze er gauw genoeg achter dat die telkens wanneer ze thuis komen ‘klaar zit’.

Vroeger, toen ik nog toonde, had ik eens een jaarling die de eerste twee vluchten dat hij werd ingemand telkens de eerste won. Beide keren vloog hij binnen op het hok van de jongen waar hij in zijn geboortejaar had gezeten. En toch had ik zijn duivin getoond!

Waarom hij steen vroeg was?
Kennelijk niet om bij zijn smachtende duivin te zijn, van haar bestaan had hij blijkens zijn gedrag na thuiskomst geen benul, hij wilde zijn waar hij meende dat zijn plaats was.
Ik toon dus niet en durf toch mijn prestaties naast die van wie ook leggen.
Als U wel toont en succes hebt doe zo voort, al is het maar voor de eigen gemoedsrust. Wat me evenwel wel slecht lijkt is voor trainingsvluchtjes talloze malen de duivin voor de dag halen om jaarlingen 'het weduw¬schap te leren'. Het kan amper anders of het vuurtje zal gauw opgebrand zijn.

IN GANG HOUDEN
De grote zorg van de 'weduwschapspeler' is de duiven drie of meer maanden in 'gang te houden'. Die is beducht voor de bijna traditionele inzinking na een zestal weken spel en terecht. Slechts weinig hokken presteren een héél jaar zonder 'downs'. En hoe hoger de pieken zijn hoe moeilijker het wordt de neer¬gang te voorkomen lijkt het wel.
Waar je dus, hoe raar het ook moge klinken, niet blij mee moeten zijn?
Een hok weduwnaars dat zo op drift raakt dat ze met hun energie en levenslust geen raad lijken te weten en na ijver en ‘haat’ die zo groot zijn dat ze elkaar naar het leven staan en vechtend van het dak tollen, en… als de concur¬rentie op een hoopje wordt gevlo¬gen. Een inzinking later is bijna onvermijde¬lijk.
Door niet te tonen gaan doffers rustiger de mand in en ik ben er stellig van overtuigd dat ze constanter zullen zijn, dat ze langer blijven presteren en de bijna traditionele inzinking niet zo snel zal volgen.

DILEMMA
Het dilemma waarvoor de weduwschapspeler zich ziet geplaatst is dus (kortstondige) 'bloedvorm' voorkomen (dat houd je niet) en er tegelijkertijd voor waken dat de duiven hun be¬staan niet als sleur gaan ervaren waardoor de zin er uit gaat.
Weduwnaars moeten vrolijke vrijgezellen zijn. Geen treurende kluizenaars.
Ik toon de eerste weken van het spel niet, later een enkele keer en dan zorg ik voor afwisseling.
De mogelijkheden zijn legio.
- Een enkele keer (langer) tonen.
- De duiven na de reis de hele dag samen laten.
- Eén duivin vrij op het hok laten voor het vertrek.
- Neststrooisel op het hok brengen of gewoon de mand.
- De doffer een andere duivin geven.
- Een andere doffer in de bak sluiten.
- Schabjes aanbrengen naast de broedbakken.
- Wat tot een spectaculair resultaat kan leiden is de duiven voor het inmanden twee dagen samen laten en ook laten uitvlie¬gen. Dat kan natuurlijk alleen de laatste vlucht(en). Ook heb ik bijzonder goede ervaringen met schabjes aan te brengen halverwege het seizoen en het plaatsen van een doffer waarmee je niet speelt in een lege bak. Zo’n vreemde eend in de bijt mag je af en toe ook los laten mits je alles goed onder controle houdt.
Allemaal zaken die er op neerkomen de drang naar het eigen territorium te vergroten.

PRAKTIJK
Zo herinner ik me dat jaar dat met nog een vlucht te gaan ik voor het Afdelingskampioenschap maar net bovenaan stond.
Kampioenschappen zeggen (me) weinig maar als je zo ver bent ga je er voor. Omdat ik in de voorvlucht 'zit' en een krachtige zuidwes¬ten¬wind was voorspeld was ik niet gerust in de afloop.
Ik wilde met gemotiveerde duiven aan de start komen en was tegelijkertijd beducht voor te VEEL 'vuur' bij de in het vooruitzicht gestelde ‘wind mee’ waardoor ze over zouden vliegen. Wat ik deed?
De dag vòòr inkorven werden de duivinnen de hele dag op het hok gelaten.
's Avonds werden ze van het hok genomen en de dag van inkorven kregen de doffers hun duivin niet te zien. Het resultaat was boven verwachting.
Ze kwamen met tien tegelijk en de tiende duif won de 17e prijs. Het ging aan... ruim 1800 meter per minuut! In 2001 belde me een liefhebber uit Vught. Met nog een vlucht te spelen stond ook hij bovenaan voor een of ander kampioenschap maar ook hij was niet gerust in het resultaat omdat de duiven elke vlucht minder presteerden dan de week voordien.
Altijd een veeg teken dat duidt op vorm die minder wordt.
Hij vroeg me of ik iets wist om ze voor de laatste vlucht in supervorm te krijgen en doelde kennelijk op bepaalde medicijnen.
Vrijdag moest worden ingemand, ik dacht aan wat ik meegemaakt had en adviseerde hem ongeveer hetzelfde te doen:
De duivinnen op donderdag op het hok laten, alles gezamenlijk laten uitvliegen en ’s avonds de duivinnen van het hok nemen. Zo gezegd zo gedaan en zelden speelde hij zo goed.
Het spreekt voor zich dat je zo iets slechts een of hooguit twee keer op een seizoen kunt doen.

DE LIEFHEBBER
Aan windrichting en ligging kun je niets doen maar aan vorm en ook binnenkomen wel.
Ik vernoem ‘binnenkomen’ er bij omdat dat met vorm te maken heeft.
Maanden aan een stuk eenzelfde stramien hanteren lijkt me niet de beste methode.
Ik houd van afwisseling en zonder te overdrijven wordt het normale halverwege het seizoen of later, zoals gezegd, ooit doorbroken.
Wat het spel met jonge duiven betreft eenzelfde verhaal.
Soms vraagt men me: ‘Welk systeem heb je?’
Men wil weten ‘op nest’ op weduwschap of ‘op de deur’.
‘Ik heb geen systeem’ zeg ik dan waarop men me niet begrijpend aankijkt.
Wat ik bedoel is dit:

Ik geloof niet dat je met jonge duiven drie maanden goed kunt spelen met het ene nestje na het andere. En ik geloof evenmin dat je drie maanden goed kunt spelen met gescheiden geslachten. Dat worden ze beu.

Duivensport is niet meer als vroeger, vooral omdat mensen meer bij de les zijn waardoor de concoursen veel sneller verlopen, en we wezen er al op, vlot binnenkomen steeds belangrijker wordt.
Als er ‘bloedvorm’ is gebeurt het dat meerdere duiven tegelijk aankomen.
Dit kan een probleem zijn (elkaar buiten houden) of juist niet (duiven die elkaar navolgen direct het hok in).
Bij mij komt het zelden voor dat duiven elkaar buiten houden bij thuiskomst, problemen ken ik wel als ze hoog ‘zitten’ vanwege sterke wind mee.
Maar daarvoor heb ik een lokker. Ooit was dat een stokoude duivin die amper meer kon vliegen en mensenlief wat had ik aan haar veel te danken.
Nu duiven elektronisch geklokt worden en op de valplank zitten al volstaat om geregistreerd te worden leg ik daarop wat snoep en pinda’s.
Dat doe ik met de hoop dat een duif NIET DIRECT binnenkomt. Het kan voor hokgenoten teken zijn ook onmiddellijk op de plank te vallen.
Omdat, zoals bekend, duiven duiven aantrekken.