Ga direct naar de inhoud.

Jong of niet meer zo

De leeftijd dat volgens de dokter een man af en toe zijn prostaat eens moet laten controleren heb ik al lang bereikt.

Wat vrij nieuw is dat ik er een vijand heb bij gekregen; de spiegel.

Die weelderige gitzwarte haarbos verdwenen?

De rimpels die als rivieren over mijn gelaat zijn gaan slingeren.

Ik KAN het niet aan zien.

En afgelopen nacht deed ik al helemaal geen oog dicht.

Want wat was er gebeurd?

Terwijl ik meende dat een bevallig blondje, je weet wel van het ‘nbbb type’(no brains, big breasts’) mij indringend aan keek hoorde ik iemand roepen ‘opzij ouwe lul of ik rij je van je sokken’.

 

NORMAAL?

Maar soms vind ik het leven dus wel leuk.

Met name als de thermometer in de buurt van de 25 staat.

Dan kijk ik naar opwaaiende zomerjurken en dansende goedgevulde T-shirts.

Niet opvallend natuurlijk, maar toch: ik kijk.

Ben ik een viezerik?

Om van die twijfel verlost te worden ben ik gaan informeren bij generatie genoten en jongeren, wel allemaal mannen.

En die stelden me gerust.

‘Je bent een man’ zeiden die ‘God heeft mannen zo gemaakt’.

Daarom kijk ik, of misschien zeg ik het beter wat subtieler; ‘zie ik’.

Nu, hartje winter, moet een man het doen met blote buiken en dat spreekt me minder aan. Dan wil ik zo’n meisje wel eens toeschreeuwen ‘denk toch aan je gezondheid en bekommer je niet om de mode’.

Maar ik doe het niet, het wordt gauw weer zomer, dan is er weer meer te genieten, met name van duivensport.

En die is bij mij sinds voorjaar 2005 drastisch veranderd.

 

BEETJE JONG?

R Frost vertelt in zijn boek ‘the road not taken’ hoe hij tijdens een wandeling in het bos op een T-splitsing stuitte.

Hij twijfelde welke richting uit te gaan, het pad dat al veel bewandeld was of dat nog weinigen hadden gekozen.

Hij opteerde voor het laatste ‘and that has made the difference’ zegt hij.

Het doet denken aan Bas, Willem, Serge, aan Michel en aan 2005.

Heel mijn leven had ik voor het gemakkelijke en door de meerderheid bewandelde pad gekozen. Dat van het weduwschap.

Soms met duivinnen maar… ook op weduwschap.

‘Waarom speel je geen ‘dubbel’ vroegen eerder genoemde liefhebbers me.

Dubbel? Hmmm.

Zo lang zo goed gespeeld en dan ineens het geweer van schouder veranderen?

Dat was niet niks en ik durfde niet goed want, zei Stan Raaymakers altijd:

‘Dubbel weduwschap IS het niet, dat wordt vooral in Duitsland en Noord Nederland gespeeld en daar zijn ze achter.’

Maar het liet me niet los.

 

TOCH

- Het idee maar de helft duiven te moeten houden om met evenveel duiven te spelen sprak me aan.

- De gedachte niet meer met duivinnen te hoeven leuren eveneens.

- Peter van de Merwe, wie speelde in 2006 beter, waagde het en… dik tevreden.

- En dan was er die gast die ‘ouwe lul’ riep. ‘Ouwe lullen gaan niet mee, durven niet  veranderen en zo wilde ik dus niet zijn.

En vanaf toen, voorjaar 2005 dus, veranderde duivensport voor mij totaal.

In de rennen waarin de weduwduivinnen zaten zette ik ‘kwekers’ en de vliegploeg werd gehalveerd.

Als ik voorheen met 30 weduwnaars van start ging moest ik daar 60 duiven voor houden.

Vanaf 2005 hoefde ik maar 30 duiven te houden om met 30 te kunnen spelen.

Ik heb er nog geen minuut spijt van gehad.

Minder voer, meer zuurstof, minder stront, minder pluimen in de ruitijd, mensen wat een genot.

 

CLUB

Nog goed herinner ik me de eerste keer dat ik in 2005 met de duiven aanschoof aan de inkorftafel.

Ik was gewend dat de inmander van dienst me de vraag stelden ‘is dit echt een doffer?’ want mijn duiven zijn nogal klein.

Als een enorme uitslag werd gemaakt merkte men soms gekscherend op ‘die A. S.  kweekt ze nu zo klein dat ze door de spijltjes van de manden ontsnappen’.

Maar nu reikte ik als eerstgetekende een duif aan die wel degelijk een duivin was.

De volgende ook en dat bleef maar duren.

‘Wat ga je nu toch doen?’ werd me gevraagd.

‘Met duivinnen spelen’ zei ik dan en men was tevreden.

Wat meer evenwicht was goed voor de sport.

Ik besefte ook wel dat het mogelijk een kwestie zou zijn van de dood of de gladiolen maar kan U nu zeggen (afkloppen natuurlijk) dat het gladiolen werden.

 

ALPHENSE PIET

In 2005 vlogen die duivinnen van quit af  zo enorm dat Alphense Piet belde of hij  mocht komen ‘letten’.

Vroeger had die duiven gehad, nu tijd en weer interesse.

‘Kom maar’ zei ik, ‘je gaat wat meemaken’.

Hij wist wat ik bedoelde. Hij had in de voormiddagen de tuin onderhouden en als ik de duivinnen om 8.00 uur los lieten waren sommige 3 uur later nog niet terug.

De zon stond die dag hoog aan de hemel, de wind uit het noorden en de avond die volgde sportgenoten in de put.

Voor we ze verwachtten hagelde het duiven die binnenstormden alsof ze het hok aanvielen. 

Piet kon niet nalaten een dorpsgenoot te bellen, die had nog niets, ‘hier bij A S vliegen ze de ramen er uit’ brulde die.

Hij had genoooten, kocht een hok en de club kreeg er een nieuw lid bij.

 

ZO SIMPEL

Of dubbel weduwschap dan niet ingewikkeld is?

Integendeel, niets simpeler dan dat.

Duiven scheiden, na de vlucht tot het donker samen laten en dat is het.

Voor het spel de duiven geen maanden scheiden maar af en toe eens samen laten want als duivinnen dan onderling paren levert dat later problemen op.

Of er dan geen nadelen zijn?

Ikzelf ondervond er een, je gaat weinig goede doffers hebben, dat kan nooit aan de kwaliteit liggen wel aan het systeem.

Een systeem dat vooral ideaal is voor mensen die weinig ruimte hebben, omdat zoals gezegd, je meer rendement uit minder duiven haalt.

 

TOT SLOT

Waarom ik niet dieper inging op ‘het systeem?’

Dat is omdat succesvol dubbel weduwschap spelen op diverse manieren kan.

Maar zoals gezegd heb ik geen moment spijt gehad het pad te kiezen dat vooral Belgen angst aan jaagt.

Als ik dit tik zie ik met een schuin oog op tv ‘dames’ in T-shirts met dansende inhoud.

Ik wend me af en pak geeuwend een sigaret.

Nooit te oud om te leren, kennelijk een normale man maar toch… Alles gaat vervelen.

Of beter, bijna alles.

Want ik lach nog als ik denk aan dat diner en die serveerster met dat dialect.

‘Neemt U meNU?’ vroeg ze.

‘Even wachten, eerst eten’ zei ik.

Want als man je word je geboren en man zal je blijven.

Althans…de meeste.