Ga direct naar de inhoud.

Kanttekeningen

Elk jaar hoor je liefhebbers rond deze tijd weer klagen dat ze zo veel jongen hebben verloren.

Van de eerste (leer)vluchten, en "van het dak" zoals dat heet.

Zelf ken ik dat verschijnsel niet maar dat het een probleem is merk ik toch op eigen hok. Aan de enorme aantallen vreemde jongen die er binnenlopen. Elke dag zitten er wel een paar.

Het merkwaardige nu is dat die verliezen niet algemeen zijn.

De een verliest geen pluim, bij een ander zit de schrik er zo in duiven te verliezen dat hij die nog amper durft los te laten.

Als men veel duiven verliest wijst dat ergens op. Met kwaliteit heeft dat niets te maken, wel met gezondheid en aard op het hok.

Bij die gezondheid denk ik vooral aan problemen met de kop. Lang geleden kende ik ook zo'n jaar.

Zo veel jongen gingen verloren dat ik elke avond met de schrik om het hart het hok betrad. Zowat elke dag telde ik er minder en overal kon ik ze terug gaan halen. Sommige slechts enkele straten ver, voor anderen moest ik een halve dag uittrekken. Ik heb daar van geleerd.

NODELOZE ZORGEN.

Het was nog in de tijd dat ik meende dat broers en zusters van goede duiven "dus" ook goede werden.

De "gewone duiven" waarin ik het niet zo zag zitten, raakte je niet kwijt. Maar als ik meende dat er "een super" tussen zat dan kon je er vergif op innemen dat juist die na een tijdje "pleiten" was. Ik werd er ziek van.

Telkens als ik van mijn werk kwam was het eerste wat ik deed kijken of zo'n favorietje terug was.

Elke duif die ineengedoken op het dak van de buren zat werd hoopvol binnengelokt. Ooit kwam zo'n duif na lange tijd terug en er werden er ook opgegeven. Gelukkige momenten waren dat.

Maar toen kwam de realiteit.

En wat leerde die ?

Dat onder al die duiven waarvan je zulke hoge verwachtingen had, die verloren gingen en die je later tot je grote vreugde terug kreeg weinig of geen goede bleken te zitten!

Nu verlies ik hoegenaamd geen jongen en ik tel ze ook niet meer.

"Weg is weg. De kans dat een verloren duif een goede is is te verwaarlozen om de eenvoudige reden dat er zo weinig goede zijn."

Merkwaardig was wel dat veel duiven die destijds verloren gingen in dezelfde streek binnen liepen.

Zelfs gebeurde het dat ik er op enkele dagen drie terug kon halen op hetzelfde hok zo'n 30 kilometer hier vandaan.

Ik verloor die duiven destijds omdat ze niet gezond waren.

De oogjes te flets, de kelen te rood, de nekken niet strak.

Niet zuiver van kop en daardoor oriënteerden ze niet.

AARD

Maar duiven, vooral jongen, kunnen ook om andere redenen verloren gaan. Die kunnen zo maar van het hok wegvliegen omdat ze daarop geen aard hebben. Zulke zijn niet dom al hoor je dat wel eens wat ze soms zelf bewijzen door zich op een ander hok te ontpoppen tot echte klasbakken.

En wie heeft nog niet meegemaakt dat een vreemde duif niet meer van het hok te slaan is ?

Soms is zo'n duif van een liefhebber uit eigen club. Dacht U echt dat die 'verloren" vloog, de weg niet meer terug weet ?

Snel vergeten. Geen aard op eigen hok en wel bij jou.

Liefhebbers laten zo'n opvanger soms op een 20-tal kilometer of verder los met de hoop dat die terug naar het eigen hok vliegt om dan tot hun niet geringe verbazing vast te stellen dat die terug komt. Naar het hok waarop ze binnenliepen dus.

Soms is zo'n duif zelfs eerder thuis dan de eigen duiven die je op dezelfde plek tegelijkertijd los liet.

Aard op het hok is belangrijk en daarvoor heb je een goed hok nodig. Veel hokken zijn niet goed. Misschien wel mooi, maar te licht, te tochtig en niet gezellig. Ik heb geen mooie hokken maar kennelijk wel goede. Die heb ik zo gemaakt.

UITPROBEREN

Als je meerdere hokken hebt is dat heel simpel.

Gewoon uitproberen. Ik heb vijf afdelingen naast elkaar. Twee voor jongen en drie voor weduwnaars. Begin juli, vlak voor het spel met jongen, wordt een weduwnaarshok leeggemaakt.

Duiven die niet voldeden worden verwijderd, die bewezen uit het goede hout gesneden te zijn plaats ik op een ander weduwnaarshok.

Zodoende krijg ik drie hokjes voor jongen en mensenlief wat is daar in de loop der jaren al aan gesleuteld.

De duiven mochten nog zo hard komen, ik kon het timmeren niet laten. Daarbij liet ik me leiden door de duiven zelf.

Ik maakte die drie hokken totaal verschillend.

Stro op de ene afdeling, droge mest op de andere, op het derde hok poetste ik. Het ene hok was weinig verlucht op het andere liet ik zelfs 's nachts een raam open.

Veel glas hier, weinig glas daar.

De tussendeuren liet ik open zodat de duiven zelf een plaats konden kiezen. 's Avonds ging ik kijken om te zien waar ze zaten. Het resultaat was spectaculair.

Geloof het of niet, ik maakte mee dat op een hok 's avonds geen duif te bekennen was. Dat deugde dus niet en dus werd er weer vertimmerd. Tot het ongeveer hetzelfde was als het hok waarop ze kennelijk graag zaten. Het resulteerde uiteindelijk in hokken met weinig glas, met stro op de bodem en diepere zitvakken in plaats van "kapelletjes". En nog ben ik niet zeker dat ik ben uitgetimmerd.

Misschien een soort afwijking: "Nooit tevreden."

ELKE DUIF ANDERS

Of het wijs is al je jonge duiven straks "door te spelen?"

Dat hangt er van af, daar schreven we eerder over.

Zijn ze gezond en heb je er genoeg dan neem je amper risico.

De kans ze te verspelen is bij gezonde duiven bijna te verwaarlozen

Maar veel liefhebbers zijn gaan twijfelen.

Er zijn zo veel voorbeelden van duiven die in het geboortejaar spetterend presteerden om er later als oude niets meer van te bakken dat ze het niet meer weten.

Speel je die duiven in het geboortejaar niet "kapot" ?

Ik begin hoe langer hoe meer te denken dat dat van duif tot duif verschilt. Ik heb elk jaar wel jongen die geweldig afkomen op alle afstanden.

Op korte tijd vliegen die meer kilometers dan mijn ouden en om er elke week weer "te staan" wordt de motivatie tot in de toppen van de tenen opgedreven.

Elke duif kan dat kennelijk niet aan.

De besten, doffer of duivin maakt niet uit, worden als jaarling weer gespeeld en wat blijkt dan ?

Sommigen die als jong de kopprijzen aaneenregen bakken er niets meer van, anderen doen onverdroten voort.

Een van mijn beste jongen van 1992 (een duivin) won dit jaar op twee achtereenvolgende vluchten de tweede prijs in groot verband en dat telkens met warm weer en tegenwind.

Vluchten waarvan toch wordt beweerd dat ze het domein van de weduwnaars zijn. Ten onrechte dus. Duivinnen kunnen evengoed eerste winnen als doffers. Op alle afstanden en bij alle weer. We schreven dat eerder en als U mij niet gelooft vraag het aan Theelen.

Een andere 92-er vloog als jong al even goed maar zij bakt er dit jaar niets van.

Ze lijkt kerngezond maar prijsvliegen, laat staan van kop, is ze kennelijk verleerd.

Onbegrijpelijk. Voor een derde duif die het als jong goed deed en ook teleurstelde heb ik wel een verklaring.

RAMP

"Wij" en ook de provincie Antwerpen hadden begin mei twee rotslechte vluchten. Vooral in Belgie waren de verliezen groot.

Zoals meestal kwamen nog heel wat duiven na en merkwaardig hoe sommigen die dagen na zo'n vlucht afgepeigerd thuiskomen daarop reageren. Uiterlijk hersteld lijkt het maar al vaak hoorde ik dat het met die duiven over is.

Bij gemakkelijk weer winnen ze nog wel prijs maar bij enkele wolkjes of een beetje regen is het mis.

Het lijkt wel of dezelfde duiven die eerder heel de wereld aankonden die afknapper nog onthouden hebben en nu bij slecht weer op safe vliegen en dus wel te laat komen.

Dat derde duifje dat er dit jaar niets van brouwde zat ook in zo'n slechte vlucht en kwam een week nadien aan.

Hoe blij ik ook was haar terug te zien ik heb er niet veel meer aan gehad. Na die "ramp" doet ze het niet meer. Gekraakt ? Zelfvertrouwen kwijt ? Ik kan er alleen maar naar raden.

GEVAARLIJK.

Met late jongen heb ik mijn kop weer eens gestoten.

Ik had er zeven. Doffers in september 1992 gekweekt uit mijn besten om die te koppelen met mijn beste duivinnen.

In juni werden ze geleerd samen met wat piepers van amper 10 weken oud.

Opleren betekent voor mij in enkele stappen naar 150 kilometer omdat ik lossen op korte afstanden een zinloze bedoening vind.

De 93-ers, hoe jonge nog, kwamen goed naar huis en daarbij enkele die gekweekt werden uit die laten van 1992.

Van die laten zit er nog een.

De rest ging verloren. De een na de ander.

Eigen schuld, natuurlijk. Ik had daar afgelopen winter mee moeten rijden maar dat is iets wat ik niet op kan brengen hoe belangrijk dat voor laten ook is. De boodschap is duidelijk.

Duiven die je nu nog kweekt zijn niet geschikt om er mee te vliegen. Tenzij je het kunt opbrengen die dit jaar nog "wegwijs" te maken.

"NIET VOL"

Plotseling stond hij voor de deur.

Wildvreemd, een duivenmand in de ene hand in de andere wat ik dacht dat zijn vrouw was. Dat bleek te kloppen.

Die was meegekomen "voor de gezelligheid."

"Ja natuurlijk. Voor de gezelligheid" stamelde ik terwijl mijn steeds grijzer wordende haren overeind gingen staan bij het aanschouwen van nog een aantal kinderen dat uit de wagen kwam gekropen.

Hij was langsgekomen omdat hij een probleem had.

Hij kreeg zijn jongen "maar niet lekker rond."

Dat snapte hij niet want ze vlogen uitstekend.

Daarop liet hij wat duiven zien en dat die goed kwamen verbaasde me niets. Prima conditie maar ze voelden inderdaad licht aan.

Toen deed hij zijn verhaal. Hoe hij voerde en wat hij verder deed. Een vertrouwd ritueel was om de twee weken twee dagen kuren tegen geel. Ik vind het overdreven maar het kan. Er zijn meer goede spelers die dat doen. Toch lag daar de oorzaak van zijn probleem. Direct na een geelkuur voelen duiven altijd licht aan, aandachtige liefhebbers is dat ongetwijfeld al opgevallen.

Kuur je zo vaak als mijn bezoeker dan blijven die natuurlijk

licht. Toch is dat op eenvoudige wijze te voorkomen.

Bij het geelmiddel doe je wat glucose (druivesuiker of honing). De man die totaal geen oog had voor de kinderen die vrolijk kiezelsteentjes op de gazon aan het zaaien waren had het begrepen en nog een pot koffie later was hij weg.

Hij kwam nog eens terug en dan zou zijn vrouw zeker weer mee komen. "Voor de gezelligheid."

Moedeloos schudde ik hem de hand, sloot de deur, keek of hij geen kinderen vergeten was en viel in een zetel.

Te veel mensen lezen en luisteren nog te weinig en zo gaat ook het leven van "een schrijver" niet altijd over rozen.